‘Hoe loopt een mens – de fotograaf – rond in de wereld? Zonder wegenkaart en met een geweten, neem ik aan.’
Wanneer zijn vrouw hem een krantenfoto toont van Juma Collins, een levende vogelverschrikker op een rijstveld in de buurt van het Victoriameer, besluit Bart Koubaa op zoek te gaan naar de jonge Keniaan. ‘Wat weet ik van Kenia?’ vraagt hij zich gaandeweg af. Hij heeft besloten zich voor zijn project ver van zoekmachines op internet vandaan te houden, wil informatie uit de eerste hand en ontmoet tijdens een zomerreisje naar de Ardennen toevallig een oude bekende die drie jaar in Kenia heeft gewoond en gewerkt. Maar Koubaa wil niet alleen meer te weten komen over Kenia en een onbekende vinden, hij doet de vogelverschrikker ook een belofte.
‘Als schrijver voel ik een zekere verwantschap met jou; allebei zitten we de hele dag op een stoel, jij bewaakt het veld en de rijst, ik mijn gedachten en mijn zinnen; al jaag jij de vogels weg en bestudeer ik ze door mijn verrekijker, allebei zorgen we uiteindelijk voor voedsel voor lichaam en geest.’