Tien jaar lang al staat Lectrr elke dag in de krant. De cartoonist ontving stapels fanbrieven, maar ook dreigbrieven, genoot de twijfelachtige eer een tijdlang politiebescherming te krijgen en riep de toorn van de Volksrepubliek China over zich af. Lectrr zag in al die jaren zowel zijn krant als de wereld om zich heen veranderen. Eerst mocht je om alles lachen, daarna mocht er niks meer. Of was het andersom? In ‘We mogen niks meer zeggen’ brengt hij verslag uit vanuit de loopgraven. Waar kun je nog mee lachen in een wereld waarin feiten er vaak niet meer toe doen en waarin steeds meer mensen zich lijken terug te trekken in hun eigen gelijk, om uiteindelijk alleen nog zichzelf of gelijkgestemden te tolereren? Kreeg hij zelf met censuur te maken? Mag hij met alles lachen? Of doet hij aan zelfcensuur? Te vuur en te zwaard verdedigt hij de vrije meningsuiting, maar hij stelt zich ook de vraag: is die absoluut? Mogen we inderdaad niks meer zeggen? Of juist wel?