Aan dit boek ging 62 jaar research vooraf. Research door een man. Die man is niemand minder (maar ook niet meer) dan Mark Coenen. Het geslacht waartoe Coenen louter toevallig behoort, bewijst steeds duidelijker de stelling die de titel van dit boek is. En dan drukken we ons nog genuanceerd uit. Wie beter om dat te illustreren dan Mark Coenen zelf, die heel zijn leven al probeert een echte man te zijn, een met vele eigenschappen, waarvan er een paar aimabel, sommige discutabel en de meeste ronduit lachwekkend zijn. Zij die dit boek lezen zullen dat na afloop volmondig beamen. Zijn vrouw beaamt het nu al, maar die heeft voorkennis.
In een boek vol betoverende anekdotiek, wereldse weetjes en wijsheden (soms van het zevende knoopsgat), harde analyses en melige moppen wordt de genese van de gemiddelde man verklaard. Laat jezelf mansplainen waarom het wél een goed idee is om de Mont Ventoux te bestijgen, zij het niet allemaal tegelijk, waarom een man een feminist moet zijn want anders zwaait er wat en waarom politieke dieren met uitsterven bedreigd zijn.
Alles in dit boek is ijdelheid en het najagen van de wind: dat mag je serieus nemen, maar daar mag je dus ook eens goed mee lachen. Zowel met die ijdelheid als met die wind.