Europa kende na de Tweede Wereldoorlog een periode van grote vooruitgang gekenmerkt door toenemende gelijkheid, stijgende productiviteit, expansie van het onderwijs en fundamentele wetenschappelijke en technologische doorbraken. Maar in de jaren zeventig begon het tij te keren. In de eerste periode was het beleid gericht op de gemeenschap; in de tweede was het (neo)liberaal. De productiviteit slabakte en de ongelijkheid en crisisgevoeligheid van de economie namen toe. Het nieuwe neoliberale regime droeg bij tot instabiliteit in Afrika en het Midden-Oosten, tot massale illegale migratie ook. In tal van westerse landen groeide de interne verdeeldheid. Sinds 2008 is dit regime in diepe crisis. De vertrouwde vormen van gemeenschapsdenken – christendemocratie en sociaaldemocratie – zijn inmiddels zodanig geliberaliseerd dat zij niet in staat blijken terug te keren naar een beleid gestoeld op gemeenschapsdenken. Die taak valt vandaag het nationalisme te beurt. Dit boek verduidelijkt de aard en oorsprong van het verschil tussen gemeenschapsdenken en liberalisme. Het beschrijft hoe een reset mogelijk is. Hoe democratie kan worden hersteld, hoe kan worden teruggekeerd naar een vreedzamer wereld met meer welvaart, welzijn en vooruitgang.